4. Het onderwijs
De
Kolibrie is een OZA (onderwijszorgarrangement) voor leerlingen, in de leeftijd
van 6 tot 13 jaar, die uitvallen binnen het reguliere speciale onderwijs. Voor
velen is de Kolibrie een laatste mogelijkheid om nog naar school te kunnen
gaan. Deze leerlingen zijn vaak vastgelopen binnen het regulier speciaal
onderwijs en vertonen allerlei gedragsproblemen. In plaats van te kiezen voor
een dagbesteding pleiten wij ervoor om een leerling tóch in een schoolse
omgeving te plaatsen en onderwijs te geven.
De
Kolibrie staat synoniem voor gepersonaliseerd onderwijs (zie 4.2.1.) en werkt
aan de didactische en sociaal-emotionele vaardigheden van de individuele
leerling. Het streven is om leerlingen, binnen gemiddeld twee jaar, weer terug
te plaatsen in het regulier speciaal onderwijs (so/sbo/vso) en/of uit te laten
stromen naar het regulier onderwijs (vmbo/Pro). Naast het ambitieuze
onderwijsaanbod geeft De Kolibrie extra gedragsbegeleiding, waardoor leerlingen
zich didactisch ontwikkelen en sociaal-emotioneel groeien.
Unieke
samenwerking onderwijs en zorg
Op
De Kolibrie werken Meerkring GO! (onderwijs) en ’s Heeren Loo
(gedragsexpertise) nauw met elkaar samen. Dit is een unieke samenwerking binnen
de OZA-wereld, omdat wij - naast een stevig aanbod en begeleiding op zorggebied
- ook stevig inzetten op het onderwijsproces en -aanbod. Wij denken niet alleen
vanuit de zorgkant, maar zijn een echte school. De gedragsbegeleiders zijn in
dienst van ’s Heeren Loo, maar maken – als vast team - onderdeel uit van team
Kolibrie. Onderwijs en zorg zijn gelijkwaardige elementen en gezamenlijk zijn
we bezig met wat de leerlingen nodig hebben. Alles wat we doen, is gericht op de
leerling.
4.1. Start op De Kolibrie
4.1.1. Aanmelding/welke leerlingen
Bij
de aanmelding van elke leerling hanteren wij een vaste procedure. Onderdeel
hiervan is een rondleiding en kennismaking met en voor de ouders, zodat zij
zichzelf kunnen verzekeren dat hun kind past op De Kolibrie. Als dat het geval
is, vraagt de verwijzende school bij het Samenwerkingsverband een
Toelaatbaarheidsverklaring aan. Op onze beurt vragen wij bij de gemeente een
beschikking aan. Deze zijn noodzakelijk voor de leerling om op de Kolibrie te
mogen starten. Het is een complex vraagstuk, want niet iedereen kan op De
Kolibrie worden geplaatst. Nadat de leerling definitief wordt toegelaten, vindt
een kennismakingsgesprek plaats. Naast de leerling en de ouders en/of
verzorgers zijn hierbij de orthopedagoog, de IB’er, de maatschappelijk werker,
de leerkracht en de gedragsbegeleider aanwezig.
Wij starten met het verzamelen van dossiergegevens en een screening door de intern
begeleider en de orthopedagoog. Wij doen dit in de vorm van observatie en
analyse van de beschikbare documenten. Deze screening wordt besproken in de CVB
(Commissie voor de begeleiding), waarin zowel onderwijs als zorg zijn
vertegenwoordigd. Dit gebeurt zorgvuldig en gaat specifiek in op de individuele
leerling, zoals het didactische en sociaal-emotionele niveau.
4.1.2. Observatieperiode
Tijdens
de startfase, deze duurt zes weken, observeren wij de leerling. De leerkracht
en gedragsbegeleider kijken naar de combinatie van intelligentie en didactische
en sociaal-emotionele ontwikkeling. Zij brengen het sociaal-emotioneel gedrag
in beeld met behulp van een ZO! observatielijst (Zelfregulatie in het
onderwijs). Deze hebben wij voor De Kolibrie passend gemaakt, onder andere door
gedrags- en groeikaarten te ontwikkelen. Om te ontdekken waar de leerling
didactisch staat, nemen wij CITO-toetsen af.
4.1.3. Opstellen ontwikkelingsperspectief
De
leerperiode van elke leerling begint met het opstellen van een realistisch
ontwikkelingsperspectief. Op basis van het bijpassende uitstroomprofiel stellen
wij doelen op voor SEO, rekenen, (begrijpend) lezen en spelling. Deze zijn
terug te vinden in het plan van aanpak voor het eerste half jaar.
4.1.4. Opstellen
tweejarig plan
Onze
kwaliteitszorgcyclus is zo ingericht dat wij inzetten op het verbeteren en
behalen van gedragsdoelen en daarna op didactische groei. Nadat de CVB de
definitieve uitstroombestemming en de tussendoelen per half jaar heeft vastgesteld,
stellen de leerkracht en de gedragsbegeleider voor elke leerling een concreet
en passend tweejarig plan op. Het tweejarig plan bestaat uit vier periodes van
een half jaar. Het OPP van elke leerling evalueren wij twee keer per jaar en
het uitstroomperspectief stellen wij, zo nodig, eens per jaar bij.
4.2.
Organisatie en
gebruikte methoden
4.2.1. Gepersonaliseerd leren
Voor
gepersonaliseerd leren maken wij gebruik van een sociaal-emotionele startkaart,
inclusief een signaleringsplan. De orthopedagoog en de IB’er stellen een
Ontwikkelingsperspectief op (OPP, verplicht voor cluster 4-onderwijs), met
daarin het gewenste eindniveau van de leerling. Met behulp van het landelijk
doelgroepenmodel Sectorraad GO! stellen zij de (hogere) eisen en een reëel
einddoel van de leerling vast. Als wij uitgaan van hogere scores dan bij
binnenkomst zijn vastgesteld, vergroot dit de kans dat de leerling op een hoger
niveau uitstroomt. Wij vinden het te weinig als een leerling íets leert. Wij maken
steeds een inschatting van welke extra ondersteuning en begeleiding de leerling
nodig heeft om het hoge uitstroomniveau te halen.
Met
name in de eerste twee periodes ligt de nadruk op de sociaal-emotionele
ontwikkeling van elke leerling: een voorwaarde om te ‘leren leren’. Wij leren
de leerling allerlei sociaal-emotionele vaardigheden aan, zoals taakgericht
gedrag, zelfbewustzijn en reflectie en interactie in de klas. In periode 3 en 4
moet de leerling het vervolgens kunnen laten zien. Dat geeft ons meer ruimte om
didactisch meer van de leerling te vragen en alleen begeleiding in de klas te
geven. Gaandeweg komt het gedrag in verhouding met het didactisch niveau. Na
drie periodes bepaalt de CVB naar welke school de leerlingen kan doorstromen.
Omdat wij zo scherp kijken naar de individuele leerling lukt het ons om bijna
altijd het ingeschatte eindniveau waar te maken. Als het nodig is, stellen wij
de leerroute en/of uitstroombestemming bij en nemen de wijziging op in het OPP.
4.2.2. Gebruikte methoden
4.2.3. Kleine klassen
De
Kolibrie heeft maximaal plek voor 36 leerlingen. Zij zijn verdeeld over kleine
klassen van zo’n zes leerlingen, die onder de gezamenlijke hoede staan van een
leerkracht en een gedragsbegeleider.
4.3. Het kwaliteitszorgsysteem van De Kolibrie
4.3.1. Elke zes weken interventie
De
Kolibrie werkt met een plannend aanbod, maar voor leerlingen die zich sneller
ontwikkelen dan gepland, kunnen wij ook een versneld aanbod bieden. Tijdens
zeswekelijkse interventies bespreken de leerkracht, gedragsbegeleider, intern
begeleider en orthopedagoog de didactische en sociaal-emotionele ontwikkeling
van elke leerling. Hiervoor gebruiken wij de eerder genoemde eigen HGW-cyclus.
Als blijkt dat een leerling onder of boven de geplande lijn zit, kunnen wij de
begeleiding en/of het aanbod dus snel aanpassen en een stagnatie in de
ontwikkeling van de leerlingen vroegtijdig voorkomen.
4.3.2.
Dagelijkse
evaluatie leerlingen
Aan
het eind van elke dag houden wij een evaluatie met de leerlingen. Dit samenspel
geeft zelfreflectie. Leerlingen hoeven niet mee te hobbelen met de rest van de
klas of andersom. Elke leerling krijgt maximale aandacht en per leerling maken
wij soms grote stappen. De gedragsbegeleiders en de leerkrachten evalueren ook
elke dag samen hoe het ging per leerling. Evaluaties vinden dus niet alleen met
de leerlingen plaats, maar ook tussen leerkrachten en gedragsbegeleiders.
4.3.3. Vier perioden (HGW-cyclus)
Alle
stapjes in de ontwikkeling van een leerling leggen wij vast in een
zelfontwikkelde cyclus voor handelingsgericht werken (HGW). Met dit kwaliteitssysteem
kunnen wij alles, wat wij zien en horen, vastleggen en zo elke dag didactisch
en sociaal-emotioneel verantwoorden. De leerkracht en gedragsbegeleider werken
hierin nauw samen en kijken naar de totale ontwikkeling van de leerling. Wanneer
nodig passen wij de didactische doelen aan de sociaal-emotionele doelen aan, en
andersom. Dat doen wij ook om te onderstrepen dat bij de leerlingen op De
Kolibrie niets vanzelfsprekend of ‘volgens de norm’ is. Daarom werken wij niet
met leerjaren, maar zijn in elke klas meerdere leeftijden en niveaus
vertegenwoordigd. Zo kunnen wij meebewegen met leerlingen die het niveau snel
oppakken of juist achterblijven.
4.3.4. Goede resultaten